Kinderfysiotherapie van 2 tot 4 jaar
Kinderfysiotherapie richt zich op het behandelen en begeleiden van motorische problemen bij jonge kinderen. In de leeftijd van 2 tot 4 jaar maken peuters en kleuters grote ontwikkelingssprongen. Soms verloopt deze ontwikkeling niet vanzelf. Dan kan kinderfysiotherapie uitkomst bieden.
Peuters en kleuters leren rennen, springen, klimmen en zichzelf aankleden. Als dit moeizaam gaat, kan dat zorgen voor frustratie en achterstand. Een kinderfysiotherapeut helpt bij het stimuleren van een goede motorische ontwikkeling. Zo kunnen kinderen weer met plezier bewegen.
Tijdens de eerste afspraak vindt een uitgebreide intake plaats. De kinderfysiotherapeut observeert het kind tijdens spel en beweging. Ouders worden actief betrokken. Samen wordt een behandelplan opgesteld. De behandeling gebeurt spelenderwijs, afgestemd op het kind.
Behandelingen zijn gericht op plezier en succeservaring. Kinderen oefenen bewegingen via spel en uitdaging. Denk aan klimmen, klauteren, gooien, balanceren en tekenen. Door positieve ervaringen groeit het zelfvertrouwen. Dat motiveert om verder te oefenen. Ouders krijgen gerichte adviezen en oefeningen mee voor thuis. Ze spelen een belangrijke rol in de voortgang. Regelmatige evaluaties zorgen voor inzicht in de ontwikkeling. Samenwerking met consultatiebureaus of kinderopvang kan onderdeel zijn van de begeleiding.
Vroegtijdige begeleiding voorkomt dat kleine problemen groter worden. Kinderen ontwikkelen zich sneller als ze positieve ervaringen opdoen met bewegen. Ze worden zelfverzekerder, actiever en socialer. Dit heeft ook op latere leeftijd veel effect.
Je hebt geen verwijzing nodig van de huisarts. Je kunt direct een afspraak maken. De behandelingen worden vaak vergoed vanuit de basisverzekering. Informeer bij je zorgverzekeraar naar de voorwaarden.
Wanneer is kinderfysiotherapie aan te raden?
Als jouw kind één of meer van de volgende signalen laat zien:
Struikelt of valt vaak
Heeft moeite met lopen, rennen of springen
Kan niet goed klimmen of klauteren
Is onhandig of onzeker in zijn bewegingen
Heeft moeite met tekenen, knippen of andere fijne motoriek
Is langzamer dan leeftijdsgenootjes in de motorische ontwikkeling
Laat weinig interesse in bewegen zien
Vermijdt actief spel of lichamelijke activiteit
Heeft een laag zelfvertrouwen bij bewegen